Digitale communicatie, techno-optimisme en COVID-19: hebben we hier straks nog een ‘actieve herinnering’ aan?

‘Godzijdank!’ heb ik mijzelf horen denken en zeggen in een poging de coronapandemie om te denken. Logischerwijze bedoel ik niet te stellen dat ik blij was met de pandemie. Wel was ik dankbaar dat we als wereld en mensheid in deze moderne tijd corona op ons bordje kregen. We hebben ons weer bewezen als vindingrijk wezen. Daarnaast hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de technologieën die we ter beschikking hadden en/of ontwikkeld hebben. Toch is het ook pijnlijk duidelijk geworden dat een geïsoleerd bestaan, waarbij digitale communicatie de norm was, niet bevorderlijk is voor ons welzijn. Waartoe we ook geneigd zijn als soort is om te persevereren. In die overpeinzing wil ik je dan ook meenemen: ‘If we forget the infection, will we remember the lesson?’ Welke kansen kunnen we grijpen en wat kunnen we beter loslaten wat betreft digitale communicatie? Laat me je enkele ‘lessons learned’ meegeven.

Digitale communicatie voor, tijdens en ‘na’ COVID-19

Hoewel de coronapandemie een boost heeft gegeven aan digitaal communiceren, was digitale communicatie daarvoor ook al booming dankzij de opkomst van sociale media platformen en uitvindingen zoals de mobiele telefoon. Digitaal communiceren is daarmee ook onafhankelijk geworden van tijd en plaats. Tijdens de pandemie is een grote toename te zien in digitaal communiceren. Voor de meerderheid van de mensen die toegang had tot digitale technologieën bleek digitaal communiceren dé dominante communicatievorm te zijn. Voor sommige mensen zelfs de enigste vorm van communicatie. Toen was dat een uiterst gunstig alternatief: zo kon je immers in contact blijven met familie, vrienden en kennissen. Maar welke nadelen zijn hier het bijproduct van geweest? En waar stevenen we op af als we wat verder in de toekomst kijken?

Als we de theorieën van filosoof David Chalmers moeten geloven zou de toename van geavanceerde technologieën mogelijk maken dat we binnen 100 jaar geen onderscheid meer kunnen maken tussen de virtuele en echte wereld. En hoewel binnen 100 jaar ver weg klinkt – wat meevalt als je het afzet naar de toenemende levensverwachting van de westerse mens -, stellen technici dat dergelijke ontwikkelingen stapsgewijs in het echte leven merkbaar worden. Denk bijvoorbeeld aan de zelfscankassa: eerst moesten we even wennen aan deze nieuwe systemen. Nu zijn winkels zonder zelfscankassa’s de winkels die ‘achterlopen.’ We gebruiken technologie als medium om met soortgenoten van vlees en bloed te communiceren, maar technologieën vervangen deze zelfde soortgenoten ook meer en meer. Is dit een wenselijke ontwikkeling?

Bevindingen over digitale communicatie

De digitale communicatiegolf waar we op surfen kan onder de microscoop worden gelegd. Digitaal communiceren betekent namelijk ook dat er een digitaal voetspoor is dat we kunnen volgen en analyseren. Opvallend aan de analyse die ik heb gemaakt is dat herhaaldelijk wordt geconcludeerd dat:

  • Personen die verhoudingsgewijs vaker digitaal communiceren, geen groter sociaal netwerk hebben in het echte leven én geen hoger mentaal welbevinden rapporteren.
  • Sociale media zowel een positieve en negatieve impact hebben op gebruikers. Enerzijds zorgen deze media voor een verrijking van sociale relaties en zelfrepresentatie. Anderzijds wordt het gebruiken van sociale media in verband gebracht met een afname in zowel mentaal als fysiek welzijn en een toename in gevoelens van angst, depressie, jaloezie en slechte gebruikersgewoontes.
  • Zoals er een toenemende trend van digitale communicatie en technologiegebruik is, is er ook een afname waar te nemen in maatschappelijke betrokkenheid (concrete voorbeelden hiervan zijn: niet meer naar de kerk gaan, niet stemmen tijdens verkiezingen en geen/minder vrijwilligerswerk doen). Of het één tot het ander heeft geleid is niet onomstotelijk te zeggen, maar de samenhang lijkt niet geheel toevallig.
  • Het effect van digitaal communiceren op het psychologische welzijn van mensen heel erg verschilt tussen en binnen sociale media platformen.

Samenvattend wijzen steeds meer onderzoeken – waaruit ook bovenstaande bevindingen zijn gekomen – op de waarheid van drie hypotheses over digitaal communiceren en psychologisch welzijn: de stimulatiehypothese, verplaatsingshypothese en de mediarijkheidhypothese.

De leegte van een like en andere ‘lessons learned’

De verplaatsingshypothese stelt dat een toename van digitale communicatie het welbevinden van mensen zal doen verlagen. De redenatie hierachter is dat mensen die meer en meer digitaal communiceren, deze tijd en moeite niet meer steken in echte relaties en echt contact. De vorm van communiceren ‘verplaatst’ zich in zekere zin naar een digitaal alternatief. Vraag jezelf bijvoorbeeld af: hoeveel familieleden/vrienden/kennissen bel je nog op hun verjaardagen ten opzichte van vroeger? De kans is aanwezig dat je tegenwoordig al deze felicitaties makkelijk via Facebook of WhatsApp doorgeeft. Dit roept de vraag op of we de ene vorm van communiceren als meer bevredigend ervaren dan de ander.

Volgens de mediarijkheidhypothese is dit wel het geval. Over het algemeen ervaren we ‘rijkere media’ als meer geschikt omdat deze media ons beter in staat stellen sociaal contact te maken en een positief effect hebben op onze emoties. Andere kenmerken van rijke media zijn dat deze gedetailleerd zijn en ook goed getimed worden. In dit kader kun je bij een rijker medium denken aan bellen en bij een minder rijk medium aan een instant message of het geven van een like (op o.a. Facebook).

Tot slot geeft de stimulatiehypothese een genuanceerder beeld dan zojuist is geschetst. Zo stelt de stimulatiehypothese dat digitale communicatie de kwaliteit van bestaande sociale relaties kan versterken omdat het je in staat stelt meer en vaker te communiceren met deze personen.

Tot slot

Er is geen eenduidig antwoord te geven op de overpeinzing die ik aan het begin van dit artikel deelde. Waar we niet omheen kunnen is dat onze manier van communiceren met elkaar zal blijven veranderen en dat technologie hier een prominente rol in zal blijven spelen. Meerdere ontwikkelingen op andere gebieden – zoals de pandemie – hebben bijgedragen aan het inzicht dat we hebben over de mogelijke gevolgen hiervan. Veel onderzoekers hebben door de jaren heen vergelijkbare conclusies geproduceerd. Meer en meer digitaal communiceren is niet louter slecht of goed. Het leidt tot een combinatie van gewenste- en ongewenste effecten. Vooropstaat dus de vraag hoeveel waarde we hechten aan bepaalde effecten. Als we de pandemie weer voor ons geestesoog halen kunnen we ons afvragen of we de balans goed hebben opgemaakt. Persoonlijk heb ik hier mijn vraagtekens bij. Dat zeg ik als iemand die ten tijde van de lockdown nog student was alsmede immuungecomprommiteerd, iets waardoor ik me over veel zaken zeer ambivalent heb gevoeld. De grootste les is om de psychologische gevolgen nooit buiten beschouwing te laten wanneer we het hebben over potentiële veranderingen in digitale communicatie. Als mens is ons welzijn onlosmakelijk verbonden met de sociale banden en connecties die we hebben. Het ontbreken van voldoende sociale contacten maakt ongelukkig. Dat dit geen nieuw inzicht is, maakt het niet minder belangrijk. Een kleinere les is om de komende feestdagen een familielid op te bellen tijdens de feestdagen in plaats van de kerstfoto een lege like te gunnen, vind je niet?

Bronnen, APA 7e editie.
  1. DeFilippis, E., Impink, S. M., Singell, M., Polzer, J. T. & Sadun, R. (2022). The impact of COVID-19 on digital communication patterns. Humanities and Social Sciences Communications, 9(1). https://doi.org/10.1057/s41599-022-01190-9
  2. Gabbiadini, A., Baldissarri, C., Durante, F., Valtorta, R. R., De Rosa, M. & Gallucci, M. (2020). Together Apart: The Mitigating Role of Digital Communication Technologies on Negative Affect During the COVID-19 Outbreak in Italy. Frontiers in Psychology, 11. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2020.554678
  3. Kaur, P., Islam, N., Tandon, A. & Dhir, A. (2021). Social media users’ online subjective well-being and fatigue: A network heterogeneity perspective. Technological Forecasting and Social Change, 172, 121039. https://doi.org/10.1016/j.techfore.2021.121039
  4. Kraut, R., Patterson, M., Lundmark, V., Kiesler, S., Mukophadhyay, T. & Scherlis, W. (1998). Internet paradox: A social technology that reduces social involvement and psychological well-being? American Psychologist, 53(9), 1017–1031. https://doi.org/10.1037/0003-066x.53.9.1017
  5. Lee, A. R., Son, S. M. & Kim, K. K. (2016). Information and communication technology overload and social networking service fatigue: A stress perspective. Computers in Human Behavior, 55, 51–61. https://doi.org/10.1016/j.chb.2015.08.011
  6. Liu, D., Baumeister, R. F., Yang, C. C. & Hu, B. (2019). Digital Communication Media Use and Psychological Well-Being: A Meta-Analysis. Journal of Computer-Mediated Communication, 24(5), 259–273. https://doi.org/10.1093/jcmc/zmz013
  7. Newport, C. (2020). Digital Minimalism: On Living Better with Less Technology. Adfo Books.
  8. Osler, L. & Zahavi, D. (2022). Sociality and Embodiment: Online Communication During and After Covid-19. Foundations of Science. https://doi.org/10.1007/s10699-022-09861-1
  9. Raza, S. A., Qazi, W., Shah, N., Qureshi, M. A., Qaiser, S. & Ali, R. (2020). Drivers of intensive Facebook usage among university students: An implications of U&G and TPB theories. Technology in Society, 62, 101331. https://doi.org/10.1016/j.techsoc.2020.101331

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *